Brief aan Meester Eckhart

Onderstaande tekst is een brief van de Domincaan Leo Raf de Jong. Hij overleed onverwachts twee weken geleden, vlak na het schrijven van deze brief. Hij schrijft zijn brief aan Meister Eckhart, een mysticus uit de 13e eeuw. De tekst is afkomstig van de website dominicanen klooster Huissen zie:
https://blog.kloosterhuissen.nl/brief-aan-meester-eckhart/#.XOGX45n6HDM.mailto

 

Zeereerwaarde pater, magister Eckhart o.p.

Geliefde confrater,

Mij werd gevraagd om u een brief te schrijven en dat vind ik best wel boeiend, ook al worden wij door zeven eeuwen gescheiden. Ik ben het me dan ook bewust, dat u de hedendaagse wereld en kerk, en ook het theologische denken van onze tijd, erg vreemd en misschien aanvankelijk zelfs onbegrijpelijk zal vinden. Ook voor ons is het erg moeilijk om die tijd te overbruggen en uw geloof en de manier, waarop u in het leven en in de kerk stond, te begrijpen.

Toch doet zich het merkwaardige feit voor, dat uw werken tegenwoordig erg geliefd zijn en veel worden uitgegeven, bestudeerd en gelezen. Hoe komt dat? Wel, laat ik het omschrijven vanuit mijn eigen ervaring en mijn eigen besef; dan is het natuurlijk aan u om te zeggen, of ik u goed begrepen heb of niet. Maar ja, ik moet het doen met mijn eigen kennis en mijn situatie in deze tijd.

Rond 1972 overviel mij de ‘niets-ervaring’. In die tijd waren uw gedachten nog absoluut niet bekend. In mijn gehele theologische opleiding werden uw naam en de gehele Rijnlandse mystiek nooit genoemd. Wij bestudeerden grondig de Summa Theologica van onze confrater Thomas van Aquino o.p. en er was sprake van een nieuwe vorm van theologisch denken: de Bevrijdingstheologie. Eigenlijk werd in die jaren het bezig zijn met de mystiek vaak gezien als een ‘vlucht uit de reële wereld’.

Toen overviel mij dat ‘niets’. ‘Alles en ook ikzelf waren niks, het was nooit wat geweest en het zou nooit wat worden’. Zoiets. Kille duisternis. De oorzaken van deze ‘niets-ervaring’ doen nu even niet ter zake, maar feit is, dat het mij geestelijk verpletterde en noch ik, noch een door mij geraadpleegde wijze dominicaan wisten hier raad mee. Dus moest ik zelf op zoek, om die ervaring een plaats te geven in mijn spirituele levensweg.

Pas veel later las ik uw preken en met name over wat u zei over de apostel Paulus, toen hij voor de poort van Damascus van zijn paard en zijn zekerheden gedonderd werd en niets meer zag. U zei in een preek: “Toen Paulus niets zag, toen zag hij God”. Nou, dat merkwaardige besef was in onze groep totaal onbekend. Al ploeterend kwam ik erachter dat die Ruime Leegte, of Lege Ruimte, van het niet-weten ook wel bevrijdend was. U had dat al veel krachtiger geformuleerd, toen u in een preek zei: “Ik bid God iedere dag mij van God te verlossen”. Maar daar kwam ik pas veel later achter.

U noemde die Lege Ruimte zelfs ‘Wite’: weidsheid. En bevrijdde daarmee God en u zelf – en later dus ook mij – uit de gouden kooi van ons dogmatisch denken en knellende moraal.

God werd naamloos, en dat gaf ruimte om zelf nieuwe namen voor de Eeuwige te verzinnen, die bevrijdender, ruimhartiger en alles omvattender waren, dan de namen, die – nog steeds – in de officiële kerk gebruikt worden. Ik kwam zelf tot de naam: RUIMTE, en besefte dat dit een groots woord was, juist ook om de liefde te karakteriseren. Wij zeggen immers: ‘iemand de ruimte geven’. Maar later vond ik bij u een nog mooiere en gevoeliger naam: BARMHARTIGHEID. Alweer werd ik dankzij u bevestigd en verder geholpen op mijn eigen zoektocht, in mijn eigen groeiend besef.

U bevrijdde God en mij uit onze menselijke dogma’s, begrippen, constructen, woorden, want die liggen allemaal aan onze kant van de muur, die ons van het Mysterie scheidt. God is grootser dan al ons gestamel over de Eeuwige. Dat gaf mij de ruimte om te mogen twijfelen: het relativeerde alles, wat – ook door de officiële geloofsinstanties – over de Eeuwige voorgeschreven wordt als onfeilbaar waar. Uw preken lezende kwam ik tot het inzicht, dat dit woord ‘relativerend’ twee betekenissen heeft: het is niet absoluut waar; maar geeft wel vorm aan de relatie van mij met de Onnoembare. Vandaar dat het goed is om dan zo bevrijdende en zo liefdevol als mogelijke namen voor de Onnoembare te gebruiken. Bedankt, dat uw besef dit aanvoelen in mij versterkte.

Stilletjes leefde in ons ook het vermoeden, dat God nergens anders kan zijn dan overal. U bevestigde dat krachtig in uw uitspraak: “Het zijn zelf is God. Als de dingen niet in God als in het zijn zelf zijn, dan zijn ze niet, want buiten het zijn kan er niets zijn”. Dan is God nergens dichter bij mij, dan in mijzelf, en die God wil steeds meer mens worden, ook in mij. U zei in een kerstpreek dat als God ooit alleen maar geboren was in Jezus Christus, vele eeuwen geleden, en verder niet, wij daar in onze tijd dan niets aan hadden. Neen, zei u, ieder mens – man en vrouw – moet doorlopend zwanger van God worden en God baren. En dan zo goed als God worden, zoals Martha, die u veel hoger waardeerde dan haar zuster Maria, want zij liet uit liefde haar handjes wapperen, terwijl Maria in hogere sferen zat te zwijmelen. (Dat u hiermee zelfs de woorden van Jezus verbeterde, vond ik schitterend. Wat een vrijheid van denken liet u hier zien!)

“Pas op, dat je niet van God houdt, zoals je van een koe houdt. Want daar houd je van, omdat zij je melk en een huid geeft!”

Vaak werd en wordt de mystiek gekoppeld aan het ontvangen van grootse spirituele ervaringen. Niks mis mee, maar ik ben te rationeel geworden om nog gevoelig te zijn voor sterke Godservaringen. Tot mijn vreugde bemerkte ik diezelfde rationele inslag in uw werken. Zelfs vermoed ik dat u nogal kritisch keek naar al die grandioze ervaringen, want in een preek zei u: “Pas op, dat je niet van God houdt, zoals je van een koe houdt. Want daar houd je van, omdat zij je melk en een huid geeft!”. Zo wees u de weg naar: “Liefde zonder waarom”, dus naar de basis van ware liefde.  En ik moest grinniken, toen ik uw milde en bevrijdende opmerking las: “Doe maar niet zo je best om God te beminnen, want dat blijft toch maar menselijk gepruts. Ga er liever bij zitten, maak je leeg en geef je over. Laat God jou maar beminnen, want dat kan Hij onvergelijkelijk veel beter dan jij dat kunt”. En u vond nog een boeiende naam voor deze grondhouding uit: u noemde het ‘de wegloze weg’. Mag ik zeggen dat ik dit een geweldig bevrijdende opmerking vond?! En geinig bovendien.

U weet dit waarschijnlijk niet, maar ik vind het leuk om u te schrijven, dat wij al 25 jaar uw ideeën vertellen aan gewone mensen: aan de melkboer, de bakker en de vrouw van de slager. Wij noemen het ‘Mystiek op straatniveau’ en ik vind het geweldig, dat deze gewone mensen er vol aandacht naar luisteren en er bevrijding en vreugde in vinden. Waarom? Ik vermoed, dat zij er uw geestelijke vrijheid en de toestemming om te mogen twijfelen in horen en ook de boodschap, dat de Eeuwige onvoorwaardelijke barmhartigheid is, waar wij niet uit kunnen vallen. Ik begreep dat u datzelfde soort mensen inspireerde, want u gebruikte niet het Latijn – de taal van de geleerden in uw tijd – maar de volkstaal, waarin u soms zelfs nieuwe woorden moest scheppen om duidelijk te maken wat u wilde zeggen.

Waar ik u het meest dankbaar voor ben? Dat ik gemerkt heb dat u op dezelfde weg naar de Eeuwigheid wandelde als die ik zelf gevonden heb. En dat u mij dus woorden geeft – ook voor mijzelf – om mijn besef te formuleren. Zo bent en blijft u mijn meester: mijn ‘Leben- und Lehremeister’, zoals uw leerling Johannes Tauler o.p. het formuleerde. Vandaar dat ik u met grote dankbaarheid groet vanuit de verte.

Uw leerling en confrater,  Leo Raph. A. de Jong o.p.

 Kort nadat Leo Raph de Jong o.p. deze brief schreef, is hij op 13 mei 2019, daags na zijn 87e verjaardag onverwacht overleden.  Lees er  meer over via: Dominicaans Nederland