Verwarring over ‘ik’

Vandaag een tekst van Wim Jansen.

Onderstaande tekst is gepubliceerd op de website Nieuwwij en met toestemming van Wim ook op de site van de kracht van Liefde geplaatst.
Wim Jansen (1950) is theoloog, schrijver en dichter, aan christendom en religie voorbij – en uitgekomen bij de mystiek van de Liefde. Hij is emeritus predikant van Vrijzinnig Delft en de Vrijzinnige Koorkerkgemeenschap in Middelburg en was ook lange tijd werkzaam in het onderwijs, met name aan de Hogeschool Zeeland.
Afgelopen zomer verscheen zijn prachtige boek Brandend verlangen. Voor meer info: www.wimjansen.nu.

Wim schrijft ook inspirerende en openhartige teksten (o.a. over zijn ongeneselijke ziekte) op de website van Ongrond.

Deze tekst gaat over de verwarring van het ik/ego. Een prachtig heldere uitleg.

Treed uit jezelf- een praktische mystieke wijsheid

Het zijn vooral in de mystiek terugkerende begrippen, je ‘ik’, je ‘ego’, je ‘zelf’ – het moeten sterven daarvan. Het zorgt soms voor verwarring. Met name in de terechte vraag: je kunt toch niet zonder een ‘ik’ leven? En die andere vraag: wat heeft de samenleving aan deze mystieke inzichten? Een samenleving die bol staat van de tegenstellingen. En van de dikke ‘ikken’.

Onder het ‘ego’ versta ik het primaire bewustzijn dat je leeft en leven wilt. Het is de instinctieve levensdrang van binnenuit. In hoeverre dit een feitelijk bestaande werkelijkheid is of een zelf gecreëerde constructie is moeilijk te traceren. In ieder geval komt daaruit de overlevingsdrang voort, de neiging om jezelf groot en breed te maken, de ander te verdringen, zoals jonge vogels hun bek het wijdst opensperren en de andere kuikens uit het nest duwen. Ik noem het ook vaak het reptielenbrein.

Ik denk dat ieder mens wel weet heeft van het bestaan van deze kwab. Dat moet wel, want we kunnen niet zonder. Het is echter wel zaak om hem door te hebben.

Het ‘ego’ verkeert in het domein van de angst. Want wil overleven en ziet overal bedreigingen. Zijn werkelijkheid wordt gemaakt door wat hij ziet en is daarom zeer vertekend. Een paar gechargeerde voorbeelden:

Een volkomen onschuldige passant die naar je wijfje kijkt, verandert al snel in een rivaal.
De jongeman die je dochter wil versieren is bij voorbaat ‘de schurk die haar komt halen.’
De persoon die jou per ongeluk over het hoofd ziet bij de Nieuwjaarsreceptie is een lul, want hij negeert jouw bestaan dat gezien wil worden.

In deze voorbeelden zie je dat angst ogenblikkelijk transformeert in agressie. Want een rivaal ga je te lijf, evenals een schurk, evenals een lul. Ego = angst = agressie. Het zal duidelijk zijn dat ‘bevrijd worden’ van je ‘ego’ je dus tevens verlost van de angst. En daarmee van de agressie. Maar hoe gaat dat dan in zijn werk?

Ruimte voor God en de ander

Het ‘ego’ kleurt alles in, inclusief je rationele, geciviliseerde, betere ik. Ook je beeld van God. Iemand die daar alles van wist was Meister Eckhart. Hij is inderdaad de ‘Meister’ als het gaat om bevrijding van het ego. Hij gebruikte er verschillende uitdrukkingen voor:

Varen: ‘Laat varen uzelve’.
Ontledigen: ‘…dat de mens zich van zichzelf en van alle dingen moet ontledigen.’
Loslaten: ‘In de eerste plaats moet een mens zichzelf loslaten, dan heeft hij alle dingen losgelaten.’
Uit onszelf treden: ‘God verlangt niet meer dan dat wij uit onszelf treden en God in ons God laten zijn.’

Wat gebeurt er dan? Je keert in jezelf om uit jezelf te treden. Uit je instinctieve ego, uit je reptielenbrein. Je stapt uit je eenzijdige en vervormende perspectief en dan zul je ervaren dat een ander perspectief het overneemt. Dan geschiedt wat Eckhart noemt: ‘God in ons God laten zijn.’ Want God kan niet anders dan in die ontstane leegte stromen: ‘Voor God bestaat het grootste genot erin zich in de ziel en in heel de schepping te kunnen uitgieten.’

Het is mijn persoonlijke ervaring dat die leegte niet alleen door God wordt opgevuld, maar ook door de ander. Immers, in de Liefde vallen God en de ander samen. Het uit jezelf treden is werkelijk een praktische wijsheid als het gaat over de omgang met mensen. Als je iets moeilijk kunt accepteren in een conflict, misverstand of pijnpunt met mensen.

Wanneer je uit jezelf treedt, dus je eigen perspectief als uitgangspunt loslaat en intreedt in het perspectief van de ander, word je verlost van de pijn en de gekwetstheid van je ego. Daardoor ontstaat er ruimte voor die ander en diens beleving.

Het zal duidelijk zijn dat dit het leven een stuk aangenamer maakt… Maar dan is er dus nog een ‘ik’ dat van dat aangename leven geniet. Hoe zit dat dan? Wie of wat is dat ‘ik’?

Een mens kan niet zonder ‘ik’ in deze wereld, maar wie bovenstaande uittredingsoefening praktiseert, gaat leven vanuit een getransformeerd ‘ik’. Een ‘ik’ dat bevrijd is van ‘ego’. Een ‘ik’ dat een leegte is geworden, een onbeschreven blad, een ‘Niets’. Een ‘ik’ dat nog invulling veronderstelt.

De uitdrukking van de apostel Paulus ‘niet ik, maar Christus in mij’, maakt dat duidelijk. Er blijft een ‘ik’ over dat niet langer gevuld wordt door ‘ego’, maar door Christus. Door, wat mij betreft, de Liefde. Je kunt ook zeggen: je ‘ik’ in God. Of: je ‘ik’ in de Liefde.

Mijn God, hoezeer ervaar ik het als bevrijdend om te mogen leven vanuit deze tot Liefde getransformeerde ‘ik’. Verlost van zoveel onnodige angst en pijn te mogen opgaan in het grote verband van de Liefde, waarin ook ruimte is voor de ander.

Ik acht het zeer wel mogelijk om kinderen te laten kennismaken met deze uittredingsoefeningen: Ga in je hoofd uit jezelf, maak het helemaal leeg in je hoofd, denk aan niets, laat je helemaal volstromen met liefde – en verplaats je nu in het hoofd van je klasgenootje naast je. Hoeveel conflicten zou dat voorkomen en oplossen!

Dit alles brengt me bij het boeddhistische begrip ‘annica’. Dat is de eeuwige veranderlijkheid, de eeuwige beweging van levende relaties, het grote dynamische geheel waaraan het ‘ik’ toebehoort. Zelf interpreteer ik ‘annica’ als de voortdurende geboorte van mededogen, de rusteloze stroom van liefde. Spinoza zou het misschien noemen: de eindeloze liefde waarmee God zichzelf liefheeft. Die cirkelbeweging is immers ook een stroom.

Wanneer een mens gefocust is op zichzelf en uitsluitend bezig is de verlangens van het ‘ego’ te bevredigen, onttrekt hij zich aan die stroom. Precies dat maakt hem ongelukkig. Wie zich overgeeft aan ‘annica’ hervindt zijn ‘ik’, maar dan bevrijd van zichzelf. Over de concrete ervaring daarvan, vooral ’s nachts, heb ik een gedicht geschreven.

We hadden het steeds over ‘ik’. De ‘jij’ in mijn gedichten kan zowel mijn geliefde zijn, als God, als de Liefde – of wie de lezer erin ziet.

Annica

Zo zacht ontwaakt,
zo liggend in
de zonnestroom waaraan
ik toebehoor

en dan
te worden meegevoerd,
zo zonder mij,
zo heerlijk doodgegaan,

zo drijvend op
dat zoete licht

in jou.